Het paradijs lijkt zich langzaam en gestaag als een golf over de verlaten werkplekken uit te spoelen. Stoere muren worden oevers van een groene zee, er vallen gaten in het dak waar toverachtig licht door schijnt. Trappen gaan nergens meer naartoe omdat vloeren het begeven hebben. Er ontstaat een stille wereld van groen, waar al het geluid van mensen die er werkten in verdronken is. Er is zelfs geen echo meer te horen van ijzer op ijzer, van gesleep met grondstoffen en materialen.
Ik sta aan de rand van dit ondoordringbare landschap dat wel een binnentuin lijkt. Weelderig en beschut door afbrokkelende muren. Er komen hier weinig mensen meer. Geen reuring maar stilte.